Geen lieverdjes in het peloton | column

Maaike van der Plas

Wanneer die ochtend de wekker om 5.00 uur gaat en ik met zes mannen van mijn wielervereniging afreis naar Maastricht, hoop ik dat het een dag zonder incidenten wordt. Het is mijn eerste toertocht sinds de Ronde van Vlaanderen (1 april jongstleden), waarvan ik totaal verkleumd en met een gebroken stuitje terugkeerde. Die val was het product van bijzonder slechte omstandigheden (regen, modder, spekgladde kasseien) en een ongelukkige manoeuvre van een medefietser.

Vandaag zijn alle voortekenen echter goed: het zonnetje schijnt en de wegen zijn relatief rustig. We trappen met gemak de eerste veertig kilometer weg, totdat een andere deelnemer zich plotseling bij ons gezelschap aansluit. Zoiets gebeurt vaker tijdens toertochten: onbekende mensen nestelen zich in jouw wiel of vormen zelfs kleine, samenwerkende groepjes. Het is een van de charmes van zo’n rit.

Maar deze man voegt zich niet netjes in ons treintje: hij rijdt ernaast, probeert mij de wind in te duwen en haalt op gevaarlijke wijze via rechts in. Als ik hem vriendelijk verzoek hiermee op te houden, weigert hij meermaals en roept hij sarcastisch: „Dit is nou eenmaal hoe het gaat in een peloton, lieverd!”

Zodra hij dat laatste woord uitspreekt, voel ik een verrassende hoeveelheid woede opkomen. Zijn toon verraadt zijn echte probleem: hij is ingehaald door een vrouw en omdat zijn ego dat niet kan hebben, haalt hij nu gevaarlijke capriolen uit om me weer voorbij te steken. Ik slik mijn kwaadheid in en besluit niet te antwoorden.

We stoppen als groepje langs de kant van de weg en laten hem in de verte verdwijnen voordat we onze rit vervolgen. De mannen van mijn club hebben de interactie slechts half meegekregen en dat is misschien maar beter voor de wereldvrede.

Hoewel de hoeveelheid vrouwelijke deelnemers aan toertochten de afgelopen jaren sterk is toegenomen, zijn we nog steeds ver in de minderheid. Ik probeer me daar niet door te laten tegenhouden, maar ben me er wel van bewust, met name als mijn medefietsers zich gedachteloos omkleden naast de auto of gebruik kunnen maken van een urinoir, terwijl ik in een lange rij sta om te plassen op een unisex Dixi die door de vijf mannen voor mij is gebruikt voor andere doeleinden.

Tijdens het fietsen merk ik vooral dat sommige leden van het andere geslacht hun uiterste best doen om me in te halen en dan, uitgeput, langzamer voor me gaan rijden zodat ik ze binnen afzienbare tijd toch weer moet passeren. Bij mijn eigen club kwam ik in het begin soms een variant hierop tegen: iets te vaak vragen of ik het wel kon bijhouden en mij nauwelijks op kop van de groep laten rijden.

Een halfuur later ben ik het voorval gelukkig al bijna weer vergeten. Ik heb goede benen, geniet van de route en alle mooie klimmetjes. Kilometer na kilometer worden mijn slechte herinneringen aan Vlaanderen en de val ongedaan gemaakt. Tegen het einde van de route besluiten de wielergoden me nog een onverwacht cadeautje te geven.

Ik suis een helling af en in een flits zie ik hem staan: de vervelende vent, naast zijn omgekeerde racefiets waar een gebroken ketting aan bungelt. Hij roept me nog iets toe, maar ik versta het niet. Het is een schitterende dag.

Meer nieuws uit Opinie-Column

Ombudsteam

Ons Ombudsteam springt in de bres voor de consument.