Column in 60 seconden:
Omdat ik graag had gewild dat de tijd was blijven stilstaan in het jaar 1972, zoals ik hier wel eerder schreef, ben ik soms blij als ik zie dat sommige dingen in de tussenliggende tijd níet zijn veranderd.
Waarom eigenlijk 1972? Het was gewoon een gelukkig jaar. Ik zat in de zesde klas van de lagere school en groep 8 bestond nog niet, we wonnen het schoolvoetbaltoernooi, Ajax heerste in Europa en meer deed er eigenlijk niet toe in mijn nog tamelijk onschuldige leven.
Enfin, ik voelde afgelopen zaterdag een gelukzaligheid door mijn lijf stromen toen ik ouderwetse boerenstront rook, ’s ochtends in mijn dorp. Ik kreeg bijna tranen in m’n ogen van weemoed omdat deze lucht associaties opriep met vroegere voetbalochtenden. Met zijn allen op de fiets naar het nabijliggende dorp voor een uitwedstrijd, in de koude herfstlucht. Leider voorop, een van de vaders achteraan. Houten, vierkanten doelpalen, geen kunstgras. Bladeren op het veld.
Nog meer verrast - al had ik het kunnen weten - was ik nadat ik ’s middags wat oude troep had gedumpt op de vuilstort. Op de Wakkerendijk in mijn dorp Eemnes waren zwarte Zwarte Pieten actief. Om de een of andere reden gniffelde ik. Klein verzet in een klein dorp tegen de oprukkende moderne tijd.
Het verschijnsel van de zwarte Zwarte Piet is kennelijk al zo zeldzaam dat kinderen én volwassenen te hoop liepen om met een zwarte Zwarte Piet op de foto te gaan. Selfies werden gemaakt, hetgeen me direct terugplaatste in 2020. Toen ik daarna een reclamecolonne met wagentjes van Picnic door het dorp zag scheuren, was ik mijn nostalgische gevoel helemáál al weer kwijt.