De Bril
Het is 00.15 uur op de eerste januari van 2016. Vijf keurige jongens, nog net geen mannen, geven iedereen een hand. Gelukkig Nieuwjaar! Types waar je met een gerust hart je mooie dochter mee op stap laat gaan. Eén van de tieners heeft een verband op zijn oog. Desgevraagd legt hij graag even uit hoe het niet moet met vuurwerk. ‘Die online knallers werken iets te goed maar je kan er nergens over klagen. Gelukkig voel je na een paar dagen en een heleboel pillen helemaal niets meer.’
Of ze niet liever naar een vuurwerkshow willen dan hier rondhangen in onze altijd bruisende woonwijk? Ze lachen me uit. Welnee, ze gaan strakjes weer gezellig naar moeders en de oliebollen. ‘Dan pakken we weer een paar flessen mee’, fluistert de ooglap tegen zijn vriend terwijl hij aan zijn aansteeksigaret lurkt.
Hij praat net iets te hard. ‘Gaan we daarna weer lekker hangen en blowen. Dat werkt ook fantastisch als pijnstilling. Cannabis rules! Dat stond op facebook, dus het is waar.’ ‘Jullie dragen geen beschermbril,’ roept onze zoon verbaasd. Als je negen bent begin je aan te voelen wanneer je er niet uitziet. Een bril op je snufferd, waarmee je zonder problemen de pijlers van een brug aan elkaar kan lassen, is niet cool. Hij pubert gelukkig nog niet voldoende om daar een punt van te maken.
Althans tot nu toe. De jongens voeren nu zachtjes een educatief gesprek van man tot man met onze zoon. Ik hoor flarden. ‘Daar wil je toch niet dood mee gevonden worden?’ ‘Nee hoor, met één oog zie je veel meer dan de helft.’ ‘Dus laat je niet gek maken.’ Dank jullie wel, jongens!
Lachend wandelen ze verder, en passant blazen ze nog een putdeksel op. En nog één, en nog één. Ze wagen nog een vergeefse opblaaspoging bij de brievenbus en verdwijnen dan in een grote zwarte rookwalm. Jongens zijn jongens. Ook als ze goede manieren hebben en een Canada Goose jas. We werden gewaarschuwd voor het reservaat dat het Gooi heet, waar je kinderen zo beschermd opgroeien dat ze pas op kamers mogen na het succesvol doorlopen van een inburgeringsprogramma. Inmiddels weten wij beter. In het Tergooi repareert men vast niet minder ledematen dan in andere Nederlandse hospitalen.
Daar sta ik dan met ons kind en pakje sterretjes. Met zijn hand beurtelings voor zijn ogen, test onze zoon zijn zicht. ‘Die jongen had gelijk.’ ‘Weer wat geleerd!’