In 60 seconden: Dubbele tong
Portret van Martijn Gijsbertsen.© Peter van Aalst
Dat ik een hele ochtend met dubbele tong sprak, had echt niks te maken met de naweeën van een zwaar carnavalsfeest. En dat mijn rechtermondhoek ging hangen, duidde heus niet op een zich aandienende onwelwording.
Het was de verdoving in de tandartsstoel die ervoor zorgde dat ik vrijwel geen gevoel had in mijn onderkaak en tong.
Het was aardig wat jaren geleden, ditmaal was ik toch weer eens aan de beurt: een versleten vulling moest worden vervangen.
Zenuwachtig? Dat was ik vooraf totaal niet. Het zweet brak me pas uit, toen de assistente na de eerste prik met nog twee spuiten aan kwam zetten. „Om de zenuwen in je onderkaak uit te schakelen”, zei ze er met pretoogjes bij.
Terug in de wachtkamer - die meer weg heeft van een treincoupé, omdat mijn tandarts gek is van treinen - begin ik bij het praten te slissen en begint het ’dubbeletonggevoel’.
De vulklus is zo geklaard. Wanneer ik terug naar de auto loop om naar mijn werk te gaan, heb ik het gevoel dat er nog wat watten in mijn mond zitten. Is hij vergeten die eruit te halen? Niets blijkt minder waar, als ik in de spiegel kijk: ik blijk de hele tijd op een verdoofde tong te bijten. Geen centje pijn: de spuiten hebben goed gewerkt.