Angstige laatste oorlogsweken in Loosdrecht
Doodsangsten heeft moeder Jerry Van Amstel-Freund in Loosdrecht uitgestaan, die laatste weken van de oorlog. In het Witte Huis had het SS-commando-Pieters zijn intrek genomen. Tot hun gevangenen behoorde ook vader Ab van Amstel.
,,Op een dag kregen we bericht dat mijn moeder naar het Witte Huis moest komen. Ze schrok natuurlijk enorm. Maar toen ze daar aankwam, stond mijn vader haar stralend op te wachten. ’Es handelt sich nur um Knochen für die Suppe’, zei een van die Duitsers. Er was een beest geslacht en mijn vader had voor mijn moeder twee grote mergpijpen. Dat was wat in die tijd.’’
Het verhaal ’SS-terreur in zicht van de bevrijding’ (De Gooi- en Eemlander, 9 april) naar aanleiding van het boek ’Het commando-Pieters’ maakte bij Louky Van Olphen-Van Amstel tal van herinneringen wakker. ,,De commandant van die SS’ers, Pieters, liep altijd in een rijbroek rond, met laarzen en een zweepje. En dan had je zijn vaste maat, Klaasse - ik weet niet precies hoe je die naam schrijft en ook niet of dat zijn echte naam was. Die had een manke poot. Hij had aan het Oostfront gevochten. En in het commando zaten ook twee moffen-meiden. Die liepen in van die panterjassen. Pieters en Klaasse zijn na de oorlog ter dood veroordeeld. Mijn ouders hebben nog een paar zittingen van het proces bijgewoond.’’
Boomhoek
Het net 11-jarige meisje van toen heeft onlangs haar tachtigste verjaardag gevierd. Op het terras achter haar Blaricumse woning vertelt ze over die angstaanjagende laatste oorlogsweken in Loosdrecht. ,,In 1940 hadden mijn ouders in de Boomhoek een botenloodsje gekocht en dat stap voor stap om- en uitgebouwd tot een heel aardig huisje. Naar het destijds beroemde boek van Emma barones Orczy noemden we het huisje De Roode Pimpernel, tevens de naam van een bloempje. Het huisje lag een flink eind van de weg. Najaar 1944 zijn we daar in getrokken, omdat mijn vader het thuis, aan de Koedijklaan in Bussum, te gevaarlijk vond worden.’’
Ab van Amstel (1901-1971) zat weliswaar niet zelf in het verzet, maar had er wel aanraking mee. Bovendien had de bezetter belangstelling voor zijn aan de Amsterdamse Herengracht gevestigde onderneming in technisch rubber. ,,Hij heeft zich wel bij de SD in de Euterpestraat in Amsterdam moeten melden’’, vertelt zijn dochter.
In De Roode Pimpernel met bijbehorende ’vloot’ (een wherry waarmee ook kon worden gezeild, een miniatuur-BM voor Louky’s oudere broer Hans, een roeiboot en twee kano’s) viel het naar omstandigheden best uit te houden. ,,Mijn vader kon bijvoorbeeld bij boeren in de Haarlemmermeer rubberen drijfriemen ruilen tegen tarwe. Die liet hij malen bij een molen in Tienhoven. En uit Bunnik betrok hij fruit. Echt honger hebben we ook in de hongerwinter dus niet geleden. Toen ik op 14 april 1945 elf werd, kreeg ik voor mijn verjaardag zelfs een paar meerkoet-eitjes en een paar plakjes spek.’’
Een dag eerder was het commando-Pieters in het Witte Huis getrokken. Het duurde niet lang of de SS’ers doken ook op bij De Roode Pimpernel. ,,’Van Amstel, wo ist er?’, wilden ze weten. ’Sie sind verhaftet’, kreeg hij te horen, en toen hebben ze hem meegenomen naar het Witte Huis. Het had te maken met illegale krantjes. Van bakkerij Manten in Breukeleveen nam ik die wel mee in mijn klompen. En wij gaven ze dan weer verder door. Mijn vader kon goed koken, daardoor mocht hij in het Witte Huis in de keukenploeg werken.’’
Fusilleren
Louky van Olphen-Van Amstel weet niet of haar vader net als tal van anderen fysiek is gemarteld. ,,Hij heeft er achteraf weinig over gepraat. Wel hebben ze hem een keer een dag en een nacht in een kleine kast opgesloten. Voor de gesloten deur voerden SS’ers een soort toneelstukje op. ’Van Amstel, wie spät?’ Uit zulke opmerkingen moest mijn vader wel de conclusie trekken dat ze hem gingen fusilleren. Ze lieten hem ook een afscheidsbrief schrijven.’’
Een benauwd moment voor het gezin was de inbeslagname door de SS’ers van de Mr. J., de naar de Amsterdamse rechter Jolles genoemde roeiboot. ,,Voor de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) had mijn vader in zijn bedrijf gummiknuppels laten maken. In een van de uiteinden van die knuppels was een gat gemaakt en daar doorheen werd een wit koord bevestigd. Van dat witte koord hadden we nog een flinke rol. Die hadden we verborgen in het vooronder van de roeiboot, dus de angst sloeg ons om het hart toen de SS’ers die in beslag namen. Maar gelukkig hebben ze geen argwaan gekregen.’’
Tegen het einde van het verblijf van het commando-Pieters in de Boomhoek joegen de SS’ers moeder Van Amstel (1900-2000) opnieuw de stuipen op het lijf. ,,Onder en rond het Witte Huis hadden ze leidingen aangelegd en draden gespannen. Mijn moeder was bang dat ze explosieven tot ontploffing zouden brengen. Gelukkig is dat niet gebeurd. Uiteindelijk kwam mijn vader met het laatste groepje gevangenen vrij.’’
Met genoegen denkt Louky Van Olphen terug aan de dag waarop voor het commando-Pieters het doek viel. ,,Dat was heel apart. Die SS’ers stonden in een lange rij, ontwapend. Ze werden gearresteerd door de Wehrmacht. En wij natuurlijk aapjes kijken!’’